BURN – OUT SOCIETY

Het kan aan mijn filterbubbel liggen (vrouw + begin 30 + werkzaam in het onderwijs = zo ongeveer de doelgroep), maar het valt mij op dat er veel geschreven wordt over het fenomeen ‘burn-out’.  Volgens het woordenboek: toestand van geestelijke uitputting ten gevolge van langdurige stress. 

Volgens de DSM-5, het handboek van psychische stoornissen is het geen erkende aandoening. Volgens CBS, TNO en Arboned is het een flinke kostenpost die het Nederlandse bedrijfsleven jaarlijks zo’n 1,8 miljard euro kost. Verder regent het over dit onderwerp vooral meningen en verschillende interpretaties van definities en cijfers. Van ‘onzin en aanstellerij, we moeten allemaal wel eens iets doen wat we niet leuk vinden’ tot ‘een ware epidemie die een kentering in de manier waarop wij werken zal betekenen’.

‘VEEL ONDERZOEK EN WEINIG ANTWOORDEN, DAT ZOU MEN DE PARADOX VAN HET ONDERZOEK NAAR BURN-OUT KUNNEN NOEMEN’

Zo schreef arbeids- en organisatiepsycholoog én burn-out expert Wilmar Schaufeli in zijn in september 2018 verschenen publicatie over het onderwerp. Hoewel er, met de definities en meetinstrumenten die nu gebruikt worden, niet zozeer een stijging van burn-outs lijkt te zijn, erkent ook Schaufeli de enorme toename van publicaties over het fenomeen.

Veel woorden dus en tot nu toe weinig daden. Wel wordt er van alles aangeboden onder de noemer burn-out preventie – denk aan mindfulness of yoga op het werk. Of dit stressgerelateerde ziekmeldingen terugdringt, is niet te zeggen. Onderzoek richt zich veelal op stressklachten in het algemeen, niet op ziekmelding naar aanleiding hiervan.

 

Uitvallers belanden in trajecten met bedrijfsartsen, arbeidsdeskundigen, re-integratiebegeleiders: professionals die zich met de processen rondom het ziek zijn bezig houden. De zorg komt vanuit de GGZ waar de zieke al snel met een stempel depressie op een wachtlijst wordt geplaatst.

 

De aandacht gaat hoofdzakelijk uit naar het individu en hoe deze weer op de rails te krijgen. De functionaliteit van die rails lijkt bijzaak. Dit is symptoombestrijding, zonder veel aandacht voor onderliggende oorzaken. En juist daar lijkt nu, wellicht mede dankzij die vele publicaties, langzaamaan meer oog voor te komen. Want ja, de werkgever heeft absoluut invloed op het welzijn van de werknemers. Zo wordt door psychologen Christina Maslach en Michael Leiter een zestal factoren gedefinieerd die een gezond werkklimaat bepalen: werkdruk, controle, beloning, collegialiteit, rechtvaardigheid en waarden.

 

Ook professor Jeffrey Pfeffer wijst in zijn boek ‘Dying for a paycheck’ op de verantwoordelijkheid van de werkgever. In onze individualistische maatschappij wordt geluk als product van onze eigen inspanningen gezien. Als je werk je teveel stress bezorgt, dan zoek je toch een andere baan?

 

Makkelijker gezegd dan gedaan, vooral wanneer vermoeidheid al dramatische proporties heeft aangenomen. Pfeffer refereert aan Nuria Chinchiella die de term social polution introduceert. Volgens haar is werkstress een ontregelaar van het gezinsleven en daarmee de maatschappij. Bij verantwoord ondernemerschap hoort ook oog voor de sociale omgeving.

De werkgever bevindt zich op zijn beurt in een economisch systeem dat ongezonde werkomstandigheden bevordert. Ik kijk uit naar een grote systeemverandering waarbij welzijn in al zijn aspecten voorop staat.

 

Zepha de Roo